HET PROJECT IDEE

Korte en lange termijn

Tijdens de minor

Onderzoek en Pitch

Tijdens de minor willen we ons richten op het onderzoeken van de eisen voor een groot platform. Vanuit de studie leren wij dat een goed onderbouwt onderzoek nodig is alvorens we gaan innoveren. Het komende halfjaar willen wij ons richten op dit marktonderzoek en gaan wij ons voorbereiden op een gesprek met het ministerie van OCW. We zijn namelijk van mening dat wij niet de personen zijn die het beheer van de website op zich moeten nemen. Hoe kan het dat we dagelijks nog zoveel kosten, tijd en energie verspillen omtrent dit onderwerp? Die vraag willen we in Nederland gaan oproepen. De komende maanden werken we daarom toe naar een maatschappelijk vraagstuk dat wij in de maatschappij willen leggen. Dit doen we door te praten met het ministerie van OCW of zelfs de directe tweede kamer. We willen dit in de media gooien zodat niet alleen wij ons met dit vraagstuk bezig houden, maar heel Nederland.

Nuovo Platform

Naast dit maatschappelijke vraagstuk willen wij ook al stappen maken in de directe praktijk. Binnen de Nuovo scholengroep is geprobeerd een dergelijk platform op te zetten, maar nog zonder succes: Nuovo Podium. Dit is een beschermde omgeving waarbij alle scholen, binnen de scholengemeenschap, ideeën en tips zouden kunnen uitwisselen. Wij willen met ons onderzoek concrete stappen zetten om binnen de scholengroep (les)materiaal met elkaar te kunnen delen.

Lange termijn

Een van de doelen van het platform is het delen van lesmateriaal wat voor ons naar een groter doel leidt: het creëren van een gemeenschap van docenten die door het delen van het lesmateriaal elkaar ondersteunen in het verlichten van de werkdruk. Tegelijkertijd, door de mogelijkheid dat er feedback op elkaars werk gegeven kan worden, is het een lerende gemeenschap waarin we elkaar ondersteunen in onze persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs in Nederland.

Concreet

Voor 18 december willen we een pitch hebben gegeven aan het OCW over ons project.

Voor 1 november willen we de ontwerpeisen en ontwerpwensen voor Nuovo Podium vastgesteld hebben.

Voor 18 december willen we twee school-overstijgende sessies houden voor de science- en wiskunde sectie waarin we ontworpen materiaal aan de hand van de ontwerpeisen kunnen delen.

Het projectidee: Onze missie

VAN STANDAARD LESMETHODE NAAR OPEN LEERMIDDELEN

Het projectidee: Projecten

GESCHIEDENIS VAN HET ONDERWIJS

Toen het eerste lesboek in 1658 in Tsjechië op de markt was gekomen, werd dit een inspiratiebron voor andere onderwijzers zoals Maria Montessori die opdrachten ontwikkelen die nog altijd de basis vormen voor hedendaags materiaal. In 1910 kwam dan de bekende ‘aap, noot, mies’ in Nederland die later veranderde naar ‘aap, roos, zeef’ (Onderwijsraad, 2000). Onderwijsmethodes werden toen gezien als een effectieve manier om het onderwijs in te richten waarbij het ‘leerstofjaarklassensysteem’ ontstond. Na invoering van de Mammoetwet in 1968 kwam er steeds meer methodisering. Docenten ontwierpen vooral overzichten van de vereiste kennis die later met behulp van uitgeverijen de basis werden voor standaardmethodes (Historiek, 2018).

Telramen_op_de_bank_in_de_klas_Counting-

STANDAARD METHODES WORDEN 'SLANKE MEHODES'

Standaardmethodes kregen daarmee steeds meer de overhand. Ze beloofden experts te zijn op het gebied van de vertaalslag van eindtermen en kerndoelen naar lesmateriaal. Met de invoering van de Wet Gratis Schoolboeken in 2008 voor het Voortgezet onderwijs, zou hier verandering in moeten komen. Er zou meer aanbod komen en dus meer concurrentie. Kosten zouden dan moeten dalen en de kwaliteit zou moeten toenemen (Imandt, Van den Berg, Brouwer, Van der Vegt, & Van Aarsen, 2016).

De lesmethodes werden steeds uitgebreider en bevatten meer en meer materiaal. Deze uitbreidingen zorgen echter ook voor een hoge werkdruk vanwege de verwachting dat ze bijdragen aan goede resultaten en de strakke planning met een grote hoeveelheid stof. Ze zijn ook gericht op de gemiddelde leerling met een frontale en klassikale instructie. Er is amper ruimte voor differentiatie. De flexibiliteit ontbreekt daardoor enigszins. Dit is dan ook niet terug te zien in de inhoud. Ze bieden weinig tot geen ruimte voor aanvullend en actueel lesmateriaal (denk bijvoorbeeld aan corona).

Zo zijn er steeds meer scholen die overstappen op zogenaamde ‘slanke’ methodes, zij geven genoeg richting en houvast maar er is meer ruimte en vrijheid voor de docent om hier een eigen draai aan te geven. Omdat standaard methodes zo uitgebreid zijn, is de prijs dan vaak ook hoog. Het is dan ook bijna niet te verantwoorden om maar delen van de methode te gebruiken of om tussentijds over te stappen naar een andere methode. Dit laatste kan zelfs tot een boete leiden. Nieuwkomers op de markt zullen er niet snel komen omdat standaard methodes een bepaalde gewenning en expertise meebrengen en zij speciaal zijn afgesteld op het budget van scholen. Nieuwkomers die wel opkomen zijn actief op het vlak van digitale middelen en adaptieve leersystemen (Kennisnet, 2017).

Uitgeverijen en distributeurs zijn toen gaan kijken hoe zij tegemoet kunnen komen aan de wensen van scholen. Wat er toen vooral ontstond waren meer mogelijkheden voor docenten om hun eigen lesmateriaal te ontwerpen. Zo zijn er ICT-oplossingen, maar ook al simpele platforms waar leraren kunnen samenwerken door hun lessen en ervaringen te delen. Door hier mee te werken kunnen docenten steeds meer inspelen op de onderwijsbehoefte van de individuele leerling, actualiteiten en werkt dit vaak motivatie-verhogend voor zowel leerling als leraar.

VOORDELEN VAN OPEN LEERMIDDELEN EN HET PROJECT

Het delen van leermiddelen begint op te komen, maar heeft nog niet alle docenten in Nederland bereikt. Veel docenten zijn terughoudend in het delen van lesmateriaal omdat zij onzeker zijn of het werk voor zichzelf willen houden. Het delen van leermiddelen biedt echter meerdere voordelen zoals de kwaliteitsverbetering van leermiddelen (mede dankzij feedback van collega’s), professionalisering van de docent en het geeft een impuls aan meer samenwerking. Het delen van onderwijsmateriaal draagt dan ook bij aan een betere toegankelijkheid van onderwijs en aan de kwaliteit van kennisoverdracht. Het geeft je de kans om jezelf als docent of de instelling waarvoor ontworpen is, te profileren (Universiteit van Amsterdam, 2020).

Nu is het werken met standaardmethodes zeker niet slecht. Het is goed dat scholen keuze hebben uit een breed aanbod, en standaard methodes horen ook bij dit aanbod. Deze methodes zijn vertrouwd, geven houvast en het bespaart docenten tijd die anders verloren zou gaan. Het wiel hoeft namelijk niet altijd opnieuw uitgevonden te worden. Niet alle docenten zijn bekwaam in het ontwerpen van eigen lesmateriaal en kunnen niet altijd de hoge kwaliteit garanderen. Het doel van ons project is simpelweg een platform creëren waar docenten kunnen samenwerken en van elkaar kunnen leren. Het is niet ons doel om standaard methodes te vervangen, maar wel het verschil tussen standaard methodes en open leermiddelen te verkleinen. Wij zijn van mening dat uitgeverijen ook goed met ons kunnen samenwerken en ook hun lesmateriaal via ons platform kunnen delen. We richten ons nu wel meer op open leermiddelen omdat wij van mening zijn dat we hiermee snel een grotere doelgroep kunnen bereiken en dit (vrijwel altijd) gratis is.

PROJECT